Een
half uur onderweg zonder piepende hartslagmeter. Meestal vertelt dat kreng me
al binnen 10 minuten dat ik tegen de bovengrens van mijn hartslagzone aanzit. Dan
is het vertragen geblazen. Zeker defect. Niets daarvan. Ik ben met een keurig
hartslag ritme en dito tempo onderweg. Dit is gaaf! Het werkt dus, eerst ritme
vinden, je lijf gelegenheid geven zich aan te passen aan de
trainingsfrequentie. Snelheid komt daarna. Trainen is het afbreken van het
lichaam om het weer op te bouwen. Het is alsof ik uit de dip van de afgelopen
weken kruip. Ik voel me vandaag sterk genoeg om een halve marathon goed te
lopen. Da’s een mooie stap. De hele
marathon komt echter ook met rasse schreden dichterbij. Dat baart zorgen, is er
tijd genoeg? Blijf alles heel? Nu is een beetje tobben mij niet vreemd. Rustig
doorlopen maar langs de meerkoeten die
als zwarte dotjes poetskatoen dobberen op het rimpelige wateroppervlak. Een
vlucht kleine vogels stijgt naast me op om zich door de wind naar een nieuwe
plek te laten dragen. Ik denk aan de fascinerende jazzpianist Kenny Werner die
in effortless mastery omschrijft hoe iedere noot een gevolg moet zijn
van een moeiteloze beweging van iedere vinger op de toets. Dat leidt
uiteindelijk tot de perfecte uitvoering. Vanuit dat perspectief is een marathon
niet meer dan de ene pas na de andere. Zonder inspanning, in het ritme van het
moment. Ik loop nog een rondje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten